Geplaatst op 17-11-2011
| 1054 keer bekeken
| 0 reacties
Postkantoor
Als je oude landkaarten bekijkt waar ook onze landstreek Twente op staat, dan zie je dat dit deel vroeger achter een breed moeras lag. Dat betekende dat het gebied vanuit het westen van ons land niet gemakkelijk te bereiken was. In een moeras kun je immers zomaar wegzakken. Er liepen maar een paar wegen doorheen. Die wegen waren gewoon hoger gelegen zandpaden. Als het regende, veranderden die wegen in kilometerslange modderpaden. Die wegen werden gebruikt door rondtrekkende kooplieden die te voet hun handelswaar aan de man probeerden te brengen. Ook reden er koetsen over deze wegen. Ze liepen vanuit het westen dwars door Twente naar Duitsland en vanuit het noorden naar zuidelijke delen van ons land.
Ootmarsum lag op het kruispunt van twee van die wegen. Zulke wegen noemen we tegenwoordig doorgaande wegen.
Eén weg kwam vanuit Amsterdam en ging dan via Deventer naar Ootmarsum om dan door te gaan naar de Duitse steden Nordhorn, Lingen naar Hamburg en Bremen. De weg uit het noorden liep via Coevorden en Hardenberg over Ootmarsum naar het zuiden.
Omdat het plaatsje Ootmarsum op dat kruispunt lag, kwamen er veel handelslui langs. Maar ook reizigers die op doortocht waren, gebruikten Ootmarsum als een halteplaats. Ze konden er eten, drinken en overnachten in een van de herbergen.
In zo’n plaats was de postkoets een vaste bezoeker. In die postkoets zaten reizigers, maar het belangrijkste waren de brieven en pakjes die werden meegebracht. Deze werden alle afgeleverd bij het Posthuis. In oude boeken is te lezen, dat het Posthuis vroeger bij de Stenen Poort stond. Het deed tegelijkertijd dienst als herberg. Pakjes en brieven werden uitgeladen en dan konden de burgers van Ootmarsum en mensen uit de omgeving deze ophalen. Later werden de brieven door een postbesteller bij de mensen thuis bezorgd. En als je een brief wilde versturen, dan bracht je die naar het Posthuis. Hij ging dan met de volgende postkoets naar de plaats van bestemming.
Het werd in de loop der jaren zo druk in Ootmarsum en in dat oude Posthuis, dat besloten werd een geheel nieuw postkantoor te bouwen. Dat gebeurde in het jaar 1880. Het werd een Post-, Telefoon- en Telegraafkantoor, PTT dus. Je kon er brieven naar toe brengen, je telegram versturen en er was een telefooncentrale. Als je vanuit je huis telefoneerde, kreeg je eerst de telefoniste op het postkantoor aan de lijn. Deze verbond je dan met het nummer dat je had gekozen. Het ging dus wel iets anders dan met het mobieltje van tegenwoordig.
Het postkantoor was een groot gebouw dat aan de Marktstraat stond. Tot 1937 heeft het als postkantoor dienst gedaan en woonde de directeur er. Daarna werd het verkocht en was er een kantoor en een woning in gevestigd.
Enkele jaren was het een hotel-restaurant en kreeg het de toepasselijke naam ’t Posthoes. Daarna werd het een winkel voor allerlei woonartikelen. De naam bleef bijna hetzelfde: Het Posthuys.
Twents
- De postbode brèènk iedern dag de breewe roond.
- In vroger tiedn ko’j alleen mear loopend of met de koets argens hen.
- In ne postkoets wedn de leu mangs lilk deur meka schud.
- Ie wadn ’s oams meu van dat reizen en dan wo’j wa gearn op tied noa ber hen.