Geplaatst op 01-12-2011
| 6076 keer bekeken
| 0 reacties
Siepelstad
Ootmarsum wordt wel de Siepelstad genoemd en de inwoners zijn de Siepels. Als kind dacht je dat inwoners van andere plaatsen je met die naam wilden beledigen en dan werd je kwaad. Later kwam je erachter dat je best trots op die bijnaam mag zijn. Want Ootmarsum werd zo genoemd, omdat hier zoveel en vooral zulke goede uien werden verbouwd. Siepels dus, want een Siepel is het Twentse woord voor ui, maar dat wist je natuurlijk al.
De Siepels werden vroeger, als ze volgroeid waren, van het land gehaald. Dan werden ze in bosjes gebonden (“rieskes”) of in korven gedaan. Ze werden dan op markten in omliggende plaatsen verkocht. De inwoners van Ootmarsum gingen er zelfs mee naar Nordhorn. Als de marktbezoekers de Ootmarsummers met hun koopwaar zagen komen, zeiden ze tegen elkaar: “Daar komen de Siepels weer aan.” En dat zeiden ze, omdat ze die uien uit Ootmarsum de beste vonden. Op die manier zou de bijnaam kunnen zijn ontstaan.
Dat Ootmarsum nog steeds trots is op de Siepel wordt op meerdere manieren getoond. We zullen er enkele opnoemen. Maar misschien kun je zelf ook nog een paar voorbeelden vinden.
Bij het woord Siepel wordt al gauw aan de Siepelmarkten gedacht. De markten waar je zoveel oude ambachten kunt zien.
Als je door de binnenstad van Ootmarsum loopt, zie je overal die groene paaltjes staan. Aan de vier zijkanten is op zo’n paaltje een Siepel afgebeeld. In veel straten hebben de bewoners die Siepel zelfs een goudkleurtje gegeven. In Amsterdam, waar die paaltjes ook worden gebruikt, staan er drie kruisjes op. Die zitten in het Amsterdamse stadswapen. Daar heten die paaltjes “Amsterdammertjes”. De groene paaltjes krijgen in Ootmarsum langzaamaan de naam “Siepelpöälkes”.
Vroeger in de jaren 1946 tot 1956 werd hier elk jaar een revue opgevoerd. Zang, dans, liedjes en schetsjes waren daarvan de belangrijkste onderdelen. En in alles ging het over Ootmarsum. Die revue heette dan ook de Siepelstad-revue.
De Carnavalsvereniging De Othmarridders heeft een eigen verenigingswapen, een herkenningsteken. Dat is een schild met daarboven een steek, zoals de carnavalsprins en de Raad van Elf die dragen. In het schild zelf is een Siepel afgebeeld. De jongerenafdeling bij het carnaval noemt zich Siepeljonkers.
Door de Othmarridders wordt op de avond vóór het eigenlijke carnavalsfeest bij iedere woning in Ootmarsum een Siepel aan de deurknop gehangen. Dat is een teken dat met het feest begonnen kan worden.
Dan staan er enkele beelden in de binnenstad van Ootmarsum waarbij de Siepel is afgebeeld. Op de hoek van het Kerkplein zit het zogenaamde Sagenvrouwtje. Zij laat een Siepel zien, ze biedt die Siepel als het ware aan. En naast haar staat een korf met nog meer Siepels. Verder is er dan natuurlijk nog dat mooie beeldje aan de Ganzenmarkt / Oude Wemestraat. Het stelt een meisje voor dat probeert een grote Siepel uit de grond te trekken. Het lukt haar natuurlijk niet, want een echte Siepel (inwoner van Ootmarsum) is niet uit de grond (uit Ootmarsum) weg te krijgen. Dat meisje heet trouwens Sjalotje en dat is een klein Siepelke. Wist je dat dit beeld is gemaakt door Berend Seiger, een kunstenaar die in Ootmarsum werkt, maar uit Oldenzaal afkomstig is. En in Oldenzaal heet een inwoner Boeskool (een witte kool).
Twents
- A’j extra smaak an’t etn wilt hebn, dan mö’j d’r nen Siepel deur doon.
- Oatmössche wodt wa de Siepelstad of ‘t Siepellaand neumd. De inwoners bint de Siepel.
- Op Aswoensdag en Stiln Vri’jdag kreegn de leu Siepelsjuu oawer de toffel.
- In Oatmössche wedn vrooger biezonder beste Siepel verbouwd.
- Nen Siepel wodt ok wa “Oatmössches spek“ neumd.