Geplaatst op 22-12-2011
| 2109 keer bekeken
| 0 reacties
Distributie
Distributie. Het is een vreemd woord. Het betekent: uitdelen of verdelen. Maar het woord wordt niet zoveel meer gebruikt. Distributie komt namelijk niet zoveel meer voor.
Er is distributie als er van bepaalde goederen niet zoveel in voorraad is. In het verhaal over turf kun je lezen, dat er in de Tweede Wereldoorlog gebrek was aan de brandstof turf. Dat was in heel Nederland zo. Alleen als iemand heel veel geld had, kon hij turf kopen. De mensen met weinig geld kregen geen kans. Dat zou niet eerlijk zijn. Zo was het ook in Ootmarsum. Daarom wilde de burgemeester er voor zorgen, dat de turf die er was, eerlijk verdeeld zou worden. Die burgemeester zou zorgen voor de distributie.
Maar tijdens die oorlog was er niet alleen gebrek aan turf. Eigenlijk was er gebrek aan alles: schoenen en brood; tabak en suiker; kleding en rijst. Noem maar op. De regering besloot toen om zelf al die producten die er nog waren zo eerlijk mogelijk te verdelen. In het hele land was er toen sprake van distributie.
Iedere volwassen Nederlander die bij zijn gemeente stond ingeschreven, kreeg allereerst een stamkaart. Daarop stond je naam, adres en leeftijd. Pas als je die stamkaart kon laten zien, kon je op het distributiekantoor bonnen halen. In Ootmarsum was het distributiekantoor een poosje in het Drostenhuis en ook nog in een kamer van het klooster. Die bonnen had je nodig om in de winkels boodschappen te halen. Je had suikerbonnen, vleesbonnen, tabaksbonnen, broodbonnen en textielbonnen. Eigenlijk was alles op de bon. Als je dan zo’n artikel kocht, moest je daarvoor betalen en tegelijk één of meer bonnen afgeven. Had je geen bon, dan kon je niks kopen.
Nu waren er in Ootmarsum en omgeving nogal wat onderduikers. Mensen die zich voor de Duitsers hadden verstopt. Deze konden natuurlijk niet zomaar naar het stadhuis stappen om een stamkaart te halen. Dan liepen ze kans opgepakt te worden. Ze hadden geen stamkaart en konden dus ook geen bonnen halen. Boodschappen halen konden ze natuurlijk helemaal wel vergeten.
Om die onderduikers toch aan voedsel en kleding te helpen, werden er wel eens distributiekantoren overvallen. De bonnen werden meegenomen. Daarop haalde men dan voedsel, kleding, tabak en dergelijke en bracht dat naar de onderduikers toe. Je begrijpt dat de Duitsers er alles aan deden om dergelijke overvallen te verhinderen. Tijdens de oorlog zijn dan ook vele overvallers door de Duitsers neergeschoten.
Twents
In ’n oarlog was d’r lang nich genog etn veur iedereen.
Ok petrolie, törf en fietsnbäände wan d’r nich zovöl.
Zoawat alles was in dee joarn op de bon, zoas dat wedn zegd.
Op de bon wol zegn, da’j wa wat kon koapn, mear da’j dan ok ne bon mosn hebn.