Geplaatst op 08-02-2012
| 2312 keer bekeken
| 2 reacties
De Siepelmarkten. Wie kent ze niet. Het is alsof ze er altijd zijn geweest. En toch werd pas in 1970 de eerste van die markten gehouden. De naam was toen Historische Markt Ootmarsum. Maar al snel werd de naam veranderd in Siepelmarkten. De Siepel is immers HET teken voor Ootmarsum.
Je hebt misschien zelf wel eens op de Siepelmarkt gestaan om allerlei spulletjes te verkopen. Dat kan namelijk op de speciale kindermarkt.
Maar het belangrijkste van de Siepelmarkt is en blijft toch wel het tonen van oude ambachten. Langs de straten van het stadscentrum zie je dan onder andere de spinster, de wever, de klompenmaker, de siersmid, de glasblazer, de houtbewerker, de schoenmaker, de mandenvlechter, de dokkenmaker, de stoelenmatter, de meubelmaker, de dakdekker, de zilversmid, de karnster en de knipmutsenmaakster.
Op deze manier kunnen de mensen zien hoe het er vroeger in het Middeleeuwse Ootmarsum zo ongeveer heeft uitgezien. Er is namelijk een tijd geweest dat het kleine stadje Ootmarsum een belangrijke rol speelde in het ambachtelijk leven. Of, zoals het in die tijd heette: Ootmarsum had een rijk gildeleven.
Een gilde is een groep mensen die eenzelfde beroep uitoefenen. Zo had je het gilde van de timmerlieden, het gilde van de metselaars, het bakkersgilde, het weversgilde en het gilde van de smeden. Daarvan was het weversgilde erg oud. Het werd in 1333 opgericht en was daarmee zelfs het oudste gilde van Twente.
Het was niet zo vreemd dat juist in Ootmarsum zoveel goede ambachtslieden gingen wonen. Dat had te maken met de gunstige ligging van Ootmarsum. De stad lag namelijk op een kruispunt van wegen. Daar kwamen kooplieden en andere reizigers langs, daar stopte de postkoets en daar bleven dus mensen overnachten. Van die gelegenheid werd gebruik gemaakt om handel te drijven. En waar handel en vertier is, daar gaan mensen wonen. Al die mensen hebben dan weer huizen, meubels, kleding, sieraden en eten nodig. Dus is het begrijpelijk dat hierdoor ook het aantal ambachtslieden toenam.
Zoals ondernemers zich tegenwoordig ook organiseren in verenigingen om samen sterk te staan, zo deden ze dat vroeger ook. Met dit verschil dat handwerklieden met eenzelfde beroep één groep vormden. Zo’n groep werd dan een gilde genoemd. Je was eerst leerling, vervolgens gezel en tenslotte kon je meester worden. Maar dan moest je eerst de meesterproef afleggen. Dat wil zeggen, dat je een bijzonder stukje werk moest maken. Dat moest je dan laten keuren. Dat kon voor een meubelmaker een kast zijn, voor een smid bijvoorbeeld een sierhek en voor een kleermaker een mooi kostuum. Wij zouden het tegenwoordig een examen noemen.
De gilden hebben veel bijgedragen aan de bekendheid van Ootmarsum.
Die Siepelmarkten van nu laten iets van de gilden van toen herleven. In elk geval zorgen ze zeker voor een grote bekendheid van Ootmarsum.
Twents
- Ieder joar komt tiendoezenden leu oaweral vandan noa de Siepelmarktn in Oatmössche.
- Op de Siepelmarktn kö’j zeen hoo ’n oald ambacht vroger wedn oet e oefend.
- D’r bint jammer genog nich völ leu mear dee zun oald ambacht nog könt loatn zeen.
Op de Keendermarkt is van alles te koap veur ’n hèènig prieske: oarige dinge, mear ok wa pröttel.