Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8

Tijdlijn

3000 v.c. - nu
3000 v.c. - 500
500 - 1000
1000 - 1500
1500 - 1600
1600 - 1700
1700 - 1800
1800 - 1900
1900 - 1950
1900 - nu
Print

Molenhuisje

Molenhuisje

Als er een Molenhuisje is, dan moet er ook een molen zijn. Of er moet een molen zijn geweest, denk je als je aan het Oldenzaalsvoetpad voor dat mooie oude huisje staat met daarop de naam ’t Molenhuisje. Die molen was er inderdaad en omdat er een beek langs het Molenhuisje stroomt, zul je begrijpen dat het ooit een watermolen was met zo’n groot waterrad. Het was een bovenslagmolen, waarbij het water vanuit een hoger gelegen kolk op de schoepen van het waterrad valt. Hierdoor gaat dat rad draaien en brengt een andere machine in beweging. In dit geval een maalderij, waar graan werd gemalen.

De watermolen wordt voor het eerst in het jaar 1450 genoemd. Hij behoort dan tot de Commanderie der Duitse Orde (zie het verhaal Commanderie). De molenaar moest toen in opdracht van de commandeur koren malen. Maar hij moest er ook voor zorgen dat er steeds voldoende water in de grachten rond Ootmarsum en rond de Commanderie stond. Verder moest de molenaar, die in het Molenhuisje woonde erop toezien, dat er niet stiekem in de vijver van de Commanderie werd gevist. Geen eenvoudige taak dus. Maar het zal op de molen in die tijd nog wel niet zo druk zijn geweest.

Wie de eerste molenaars waren, is niet bekend. Pas in het jaar 1757 is te lezen dat een zekere Jan Larink de watermolens huurde. Watermolens? Waren er meer dan één?

Ja zeker. Tot het Huis Ootmarsum, zoals de Commanderie toen heette, behoorden twee watermolens. Die tweede stond op de plaats waar nu de Alleeweg, de Timmusweg en de Wildehof kruisen.

Nadat de laatste bewoner van het Huis Ootmarsum in 1790 was gestorven, werd in 1811 begonnen met de verkoop van alle bezittingen. En daarbij werd alles afgebroken. Alleen het Molenhuisje bleef staan.

Maar de watermolen werd niet meer gebruikt en de laatste molenaar, een zekere Gerhard Betman was zelfs bleker van beroep. Op een weiland bij het Molenhuisje bleekte hij wasgoed voor andere mensen.

In 1867 werd de windmolen van Oude Hengel gebouwd. Dat was ook een korenmolen. Hierdoor kwam er helemaal een einde aan de kleine watermolen aan het Oldenzaalsvoetpad. Hij raakte in verval en zakte tijdens een storm in elkaar.

In 1928 kreeg de N. H. Gemeente van Ootmarsum de watermolen van een zekere juffrouw Palthe. Maar in 1959 kocht de gemeente Ootmarsum het huisje dat daarna enkele keren grondig werd gerestaureerd.

Sinds 1990 doet het dienst als heemhuis voor de Vereniging Heemkunde en als toegang voor het Openluchtmuseum Los Hoes.

Twents

  1. Wat oaldere leu oet Oatmössche proat nog van ’t Mölnhuuske.
  2. Water oet nen kolk maakn het grote mölnrad an’t drèèjn. Dat water leup deur ne bek den van ’n Kuuperbarg kwam.
  3. Veur de leu in ’t Mölnhuuske was’t nich aajt maklijk um an de kost te komn.
  4. A’j dwas deur ’t Mölnhuuske loopt, kom ie in’t Openluchtmuseum Los Hoes.

Media
  • molenhuisje.jpg

Laat een bericht achter
De naam die je hier invult wordt weergegeven bij de reactie.
Je e-mail adres is nodig voor het verwerken van de reactie, maar wordt niet getoond op de website.
De veiligheidscode wordt gebruikt om spam tegen te houden. Hiermee kunnen mensen worden onderscheiden van automatische spam scripts.
CAPTCHA Afbeelding
Vul de bovenstaande code hieronder in