Latijnse School
 
Misschien kijk je vreemd op als je het woord Latijnse School hoort. Wat is een Latijnse School. Wat heeft die school met de geschiedenis van Ootmarsum te maken. Waar stond die school dan wel?
 Een Latijnse School was een school voor voortgezet onderwijs, die je zou kunnen vergelijken met het gymnasium van tegenwoordig. Zeg maar het Carmellyceum. Lang niet alle steden in Nederland hadden een Latijnse School. In Twente waren maar vijf steden met een dergelijke school: Almelo, Delden, Enschede, Oldenzaal en Ootmarsum. In oude archiefstukken is vaak nog wel iets van die school terug te vinden. De leraren aan die school werden door het gemeentebestuur betaald. Dus in het stadsarchief zijn in elk geval brieven te vinden die over de benoeming van een leraar gaan. Deze werd overigens geen leraar, maar rector genoemd.
Aan de Latijnse School van Ootmarsum studeerden bijna alleen leerlingen uit andere plaatsen. Slechts een paar leerlingen kwamen uit de stad zelf. Er was een tijd waarin de studenten afkomstig waren uit Amsterdam, uit Münster, Leeuwarden en Groningen.
 
Als een student de opleiding aan een Latijnse School had gevolgd, kon hij naar een hogeschool. Rooms-katholieke leerlingen gingen na de opleiding aan de Latijnse School vaak naar een seminarie om daar voor priester te studeren.
 Je moet je die Latijnse School niet voorstellen als een groot gebouw met een aantal lokalen en met veel leerlingen. Ze ontstonden namelijk in een tijd dat kinderen naar het vervolgonderwijs gingen. En dat gebeurde toen nog niet zoveel als nu. De Latijnse School in Ootmarsum was ook een kleine school. Het hoogste aantal leerlingen dat ooit werd gehaald was 32. Dat was in het topjaar 1855. Er waren echter ook jaren dat er slechts 11 leerlingen op de hele school zaten. Het dieptepunt was in 1841 toen de Latijnse School slechts 5 studenten telde. Wij kunnen ons dat nauwelijks voorstellen. Nu was het wel zo, dat er vaak niet meer dan twee leraren aan de school waren verbonden: de rector, zeg maar de directeur en een leraar.
Het hing vaak van een rector af of een Latijnse School succes had. Was er een goede rector, dan werd dat natuurlijk doorverteld en kwamen er veel studenten. Door een minder goede rector liep het aantal studenten snel terug.
 
Enkele hele goede rectoren waren L. Campstede (1736-1791), P. Immink (1803-1840) en P. Moquette (1841-1862).
 
Over de plaats waar de Latijnse School in Ootmarsum  heeft gestaan, is men niet helemaal zeker. Algemeen wordt echter aangenomen dat de school stond op de plaats, waar nu hotel de la Poste is, aan de Marktstraat.

 

Voordat het hotel werd gebouwd, stond daar een wat deftig aandoend boerenhuis. Wel met een houten topgevel, maar met een hoge stoep en een fraaie voordeur. Het is inderdaad niet onmogelijk dat daar de rector woonde en er les gaf. In dat huis was dan ook nog ruimte voor een aantal kamers. Die werden aan studenten verhuurd. Op die manier verdiende de rector er nog iets bij. Vaak was zo'n rector tegelijkertijd dominee van de N. H. Gemeente. Zo waren L. Campstede en P. Immink beiden dominee.
 
De Latijnse School in Ootmarsum heeft bestaan van 1638-1870. Daarna gingen de studenten voor het voortgezet onderwijs naar het gymnasium in Oldenzaal.
 
Twents
 1.Vrooger wedn d’r deur de kinder völ meender deurlèèrd dan regtevoart.
2.As de jongs de zeumnde of achtste klas van de lèègere school hadn had, gungn ze an’t wark.
3.De oale leu hadn ’t vaak nich al te breed en as de kinder ’n paar cent vedeen, kwam dat good oet.
4.De wichter gungn vrooger zoawat nooit noa ne hoogere school; deurlèèrn was d’r nich bie.